Prik bestaat uit kleine belletjes die in de frisdrank ontstaan. Er zit geen lucht in maar koolzuur. Eerst is het koolzuur opgelost. Door het roeren ontstaan er heel veel belletjes en ontsnapt het koolzuur uit de frisdrank. Koolzuur maakt de frisdrank een beetje zuur. Als de koolzuur is ontsnapt, dan smaakt de frisdrank vooral zoet.

De prik is koolzuurgas (CO2) dat onder druk wordt opgelost in frisdrank. Als je het blikje open maakt, dan verdwijnt de hoge druk en komt het koolzuurgas in kleine gasbelletjes vrij. Door met een lepel in de frisdrank te roeren komt het koolzuurgas sneller vrij en ontstaat er door alle belletje bij elkaar een beetje schuim.

Als de kleine gasbelletje in je mond en op je tong ontstaan, dan prikt dat een beetje. Het opgeloste koolzuurgas maakt de frisdrank een beetje zuurder van smaak. Als het koolzuurgas is ontsnapt en de prik eruit is, dan smaakt de frisdrank opeens een stuk minder zuur. Als je bijvoorbeeld cola gebruikt voor dit proefje, dan smaakt het na het roeren vooral zoet.